Spijkenisse / airconditioning / schoolventilatie

Schoolventilatie

Het is algemeen bekend dat de lucht in klaslokalen in het basisonderwijs van slechte kwaliteit is. In scholen voor het voortgezet onderwijs is de situatie nog slechter. Dat blijkt uit een serie onderzoeken die de afgelopen jaren zijn gedaan op scholen. Door er een ventilatiesysteem bij te plaatsen wordt de luchtkwaliteit weliswaar beter, maar volgens de onderzoekers zijn veel ventilatiesystemen niet in staat om een binnenklimaat te realiseren dat voldoet aan de gezondheidscriteria van GGD Nederland.

De lucht in schoolgebouwen bevat relatief veel micro-organismen, allergenen, fijn stof en geurstoffen. Meestal verlaagt ventilatie de concentraties van deze factoren in de lucht, maar in scholen schiet juist de ventilatie tekort. De afgelopen jaren heeft de GGD Groningen een serie onderzoeken naar het binnenmilieu in scholen gedaan, waarbij voor het eerst in Nederland ook de ventilatie van scholen voor voortgezet onderwijs is onderzocht.

Luchtkwaliteit
Alle openbare basis- en voortgezet onderwijs scholen in de gemeente Groningen zijn gescreend op luchtkwaliteit. Hierbij is ook gekeken naar de ventilatievoorzieningen en de invloed van diverse factoren op het gemeten CO2-gehalte als maat voor ventilatie. Er kwam naar voren dat 97% van de lokalen van het voorgezet onderwijs een onacceptabel CO2-gehalte heeft volgens de toetswaarden van GGD Nederland, dat wil zeggen een CO2-gehalte boven 1400 ppm. In het basisonderwijs heeft 86% van de lokalen een onacceptabele luchtkwaliteit.
Ventileren in lokalen met mechanische ventilatie is het CO2-gehalte gemiddeld lager dan in lokalen met alleen natuurlijke ventilatie. Opmerkelijk is dat lokalen met roosters geen betere ventilatie hebben dan lokalen zonder roosters. Ook lijkt het CO2-gehalte in lokalen met dwarsventilatie lager dan in lokalen met ventilatievoorzieningen aan één kant.
In het voortgezet onderwijs hebben slechts 4 van de 38 onderzochte lokalen (90%) voldoende ventilatievoorzieningen om in de winter zonder tocht in de ventilatiebehoefte te voorzien. Er is een verband tussen het gemeten CO2-gehalte en de in de winter bruikbare ventilatiecapaciteit.

Schoonmaak en fijn stof
Op basis van literatuuronderzoek was de verwachting dat de concentraties fijn stof in de lucht door anders schoon te maken meer gereduceerd kunnen worden dan met de reguliere schoonmaakmethode. Om een beeld te krijgen van de invloed van schoonmaken op de hoeveelheid fijn stof in de lucht in scholen is een onderzoek uitgevoerd in één school.
Vegen van het lokaal door leerlingen verhoogt de concentratie fijn stof tijdelijk. In de onderzochte school is geen effect van beter schoonmaken aangetoond. Mogelijk was in de onderzochte school de uitgangssituatie al schoon genoeg. Wel blijkt beter ventileren tot minder fijn stof in de lucht te leiden: hoe meer ventilatie des te lager het CO2-niveau en des te minder fijn stof in de lucht van de lokalen.

Mechanische ventilatie
Als oplossing voor een slecht binnenmilieu wordt vaak gekozen voor het aanbrengen van mechanische ventilatie. Onderzocht is of het aanbrengen van gangbare mechanische ventilatiesystemen voldoende presteren. Uit dit onderzoek in een school in Drenthe en een school in Groningen kwam naar voren dat de luchtverversing te wensen over liet en dat de mechanische ventilatie vaak te veel lawaai produceerde.
In beide scholen werden storingen niet tijdig opgemerkt en is het onderhoud van de systemen onvoldoende geregeld. Daardoor wordt lucht door vervuilde filters naar binnen geblazen.
Duurzaamheid en gezondheid krijgt steeds meer aandacht bij het het ontwerp van nieuwe schoolgebouwen, zoals vensterschool Gravenburg in Groningen. In deze nieuwe school is een onderzoek uitgevoerd naar de luchtverversing om te beoordelen of dit heeft geleid tot een goede ventilatie.
Ondanks dat deze school één van de best geventileerde basisscholen van de stad Groningen is, wordt de door de GGD geadviseerde streefwaarde [2] van maximaal 800 ppm CO2 in de onderzochte lokalen niet gehaald. Het geluidsniveau van deze installatie is niet storend.

Natuurlijke luchttoevoer
TNO heeft een idee van de GGD Groningen uitgewerkt voor een methode om met ramen en roosters en mechanische afzuiging tochtvrij voldoende lucht te verversen in een schoollokaal. Hierbij zijn ook schoonmaak, beperkt ruimtebeslag en eenvoud van installatie als uitgangspunten genomen. Uit de door TNO uitgevoerde berekeningen en metingen in een klimaatproefkamer blijkt dat luchttoevoer van buitenlucht via een gaatjespatroon in een omkasting van de radiator en een omkasting van bestaand klapraam of rooster minder tocht geeft dan luchttoevoer via gevelroosters bij een intensieve ventilatie. In proefprojecten zal dit concept binnenkort in de praktijk getest worden.

Conclusies

  • Zeer veel leslokalen hebben een onacceptabele luchtkwaliteit en onvoldoende voorzieningen om voldoende te kunnen ventileren. In het voortgezet onderwijs komt dit nog meer voor dan in het primair onderwijs.

  • De aanwezigheid van roosters garandeert geen betere ventilatie. Voorzieningen voor dwarsventilatie kunnen een gunstig effect hebben.

  • Ventileren verlaagt de concentratie van fijn stof in de binnenlucht.

  • Vegen verhoogt de concentratie van fijn stof aanzienlijk; er moet daarom niet door leerlingen worden geveegd.

  • Het aanbrengen van mechanische ventilatie verbetert de luchtverversing aanzienlijk. Van veel te koop aangeboden systemen blijkt de capaciteit echter niet toereikend om zodanig te ventileren dat voldaan wordt aan de gezondheidscriteria van de GGD Nederland.

  • Ook geluidsproductie blijft een punt van aandacht bij mechanische ventilatie. Er is onvoldoende controle op een goede werking van het ventilatiesysteem.

  • Reiniging en onderhoud zijn belangrijke aandachtspunten. Het afsluiten van een onderhoudscontract blijkt geen garantie dat het onderhoud goed genoeg is.

  • Voldoende natuurlijke luchttoevoer via de gevel kan waarschijnlijk worden gerealiseerd zonder tocht door middel van een geperforeerde voorziening rond radiatoren en klapramen.